Blog 19: OversteekJE en de Carieb

januari 29, 2020 Uit Door Johan

Ik realiseer me dat het al bijna een maand is dat ik geen blog heb geschreven. Schande natuurlijk, dus hoog tijd om jullie weer even deelgenoot te maken van ons reilen en zeilen. Komt waarschijnlijk ook omdat we nogal bezig zijn. In het vorige blog schreef ik dat we Suriname zouden verlaten. Dat hebben we op  5 januari om 4 uur ’s nachts gedaan. Dat moest zo vroeg om het tij naar buiten mee te pikken. Op de heenweg had het ons een dag gekost om zo’n 24 Nm de rivier op te varen met overal maximaal stroom tegen en dat wilden we naar buiten toe voorkomen.

En alhoewel het midden in de nacht was werden we toch nog uitgezwaaid. En wel door Anne en Peter van de Bonnefooi. Die sprongen rond hetzelfde tijdstip in de auto om over de Wijdenboschbrug in Paramaribo te gaan wandelen. Dat is een jaarlijkse happening.

Het varen (op de motor want geen tot weinig wind) ging voorspoedig. Alle tonnen waren verlicht en we werden bij wijze van spreken Suriname uitgespuugd. Toen we net onder de Jules Wijdenboschbrug door waren werden we weer door Anne en Peter geroepen (we konden ze in het schemerdonker niet zien, maar wel horen) die inmiddels in Paramaribo waren aangekomen en zich aan het klaar maken waren voor de wandeling. Inmiddels konden we het zeil bij zetten en de tocht naar Grenada vervolgen. De Suriname rivier is een sediment rivier en is dus echt bruin en modderig. Het is opvallend hoe lang het duurt (wel een dag)  voordat je weer een beetje blauw water om de boot heen hebt.

De eerste dag ging prima en hadden we lekker de vaart erin. Daarna zakte de wind echter in en hebben we ongeveer een halve dag moeten motoren. Wat erg vervelend was, was dat Ilse eigenlijk de hele weg ziek is geweest. Afgezien van af en toe wat eten en toch af en toe een wachtje lopen heeft ze eigenlijk de hele weg liggen slapen. Geen pretje. Wel opmerkelijk is hoe snel je aan dit soort afstanden begint te wennen. Net als de oversteek vanuit de Canarische Eilanden was ook dit (zelfs met een zieke Ilse) heel relaxed.

In Suriname heb ik zwaardere lijn en steviger aas (met dikkere onderlijn) gekocht. Weliswaar een paar keer beet gehad, maar steeds de vis verspeeld. Eén keer sprong de vis vlak achter de boot heel spectaculair uit het water en was toen los. Het leek mij toen iets van een tonijn. Winst was in ieder geval dat we ons aas nog hadden. Tijdens de oversteek naar Suriname hebben we dat eigenlijk elke keer verspeeld.

Uiteindelijk hebben we na drieënhalve dag de 575  Nm afgelegd naar Grenada. Al met al een mooi daggemiddelde van 165 Nm. Ilse had de hoefjes er inmiddels ook weer onder. Eerst maar eens inklaren.

Dat in- en uitklaren is echt wel een happening op zich. De hoeveelheid formulieren, stempels, tijd en kosten zijn omgekeerd evenredig met het ontwikkelingsniveau van het land dat je bezoekt. En het is echt wel een factor waar je rekening mee moet houden ‘even’ inklaren is er niet bij. Meestal zijn er op een eiland weliswaar meerdere locaties waar je dit kunt doen, maar je moet zo’n haven of baai wel opnemen in je route planning. Nog even terug naar Suriname. Dat spant op dit gebied toch eigenlijk wel de kroon. Het begint daar al met het aanvragen van een E-visum dat je van tevoren moet doen. Op zich zou dat geen probleem moeten zijn, behalve dan als je NIET met het vliegtuig komt en je geconfronteerd wordt met een ‘computer says no!’-situatie. In Suriname is het vervolgens eerst een uur of anderhalf naar Paramaribo rijden en dan langs 3 verschillende locaties (dat waren er 5) en 10 formulieren invullen met steeds dezelfde boot- en paspoortgegevens. Het kledingvoorschrift is daar overigens: lange broek, shirt of hemd met mouwen en dichte schoenen. Anders kom je er gewoon niet in. Formulieren die vervolgens worden gebruikt om in te vullen op de computer. En stempels. In alle soorten en maten. Stempels waar nog een datum of een paraaf in wordt gekrabbeld. Stempels om aan te geven dat je betaald hebt. Van alles. En in het kantoor staan de ordners en bakken met formulieren in en op de kasten opgestapeld. Geen idee wat daar ooit nog mee gaat gebeuren.

Ook het betalen is vaak ondoorzichtig. Meestal betaal je iets in de ordegrootte van € 30,- tot € 50 en krijg je daar keurig een betalingsbewijsje van, maar soms ook niet. Soms kun je met een credit card betalen met uitzondering van een deel dat sowieso contant moet. Soms moet je aan bureau 1 (customs) apart betalen en één bureau verder weer. Het is echt elke keer weer een verrassing. Maar goed we blijven het netjes doen, want we zijn tenslotte gasten moeten ons dan maar een beetje voegen naar dit soort zaken.

Als je in Grenada landt dan krijg je echt wel het gevoel dat je aan de andere kant van de wereld bent. Er wordt weliswaar Engels gesproken, maar wij kunnen er echt helemaal niets van verstaan. Het is meer mompelen dan echt praten en we betrappen ons erop dat we steeds moeten vragen om alles even te herhalen. En, heel typisch, ze kijken je niet echt aan. Dat lijkt ook niet echt te helpen. Ook een typisch dingetje: Altijd keihard de muziek aan. In de bus, in de winkels, op straat. Maakt het allemaal niet beter verstaanbaar. Waar het in Suriname met name hip-hop was, is het hier toch meer reggae. Wel grappig op zich.

Voor de meeste eilanden geldt dat zo’n beetje alle koloniale landen er hebben gezeten of nog steeds aanwezig zijn. Martinique is bijvoorbeeld gewoon Frankrijk en er zijn ook nog wat landen bij die onderdeel zijn van de Britse Gemenebest. De meeste oorspronkelijke inwoners zijn destijds bijna allemaal uitgemoord en de bevolking bestaat voor een groot deel uit Afrikaanse slaven die destijds zijn aangevoerd. Allemaal duidelijk minder fraaie historie.

Wat wel prettig is dat heel veel landen de ECD (East Caribean Dollar) gebruiken zodat je niet op ieder eiland geld moet omwisselen. Ook kunnen we op veel eilanden gebruik maken van het SIM-kaartje dat we in Grenada hebben gekocht, zodat we ook nog een beetje bereikbaar blijven.

Qua zeilen is het hier inderdaad echt subliem. Continue zo’n 20 knp of meer (5 Bft). Tussen de eilanden kan het soms een beetje te keer gaan en staat er soms fikse stroming (m.n. vlak bij de eilanden) maar het is echt super met gewoon veel wind en veel zon. We genieten volop. Ook van onze bezoekjes op de eilanden. Geen wonder dat dit zo’n populaire bestemming is.

Overigens liggen we hier voornamelijk voor anker in prachtige baaitjes. Er zijn weliswaar wat marina’s her en der, maar omdat de capaciteit veel te klein is worden er ook enorme prijzen gevraagd voor een ligplaats. Het ankeren is hier overigens iets uitdagender dan aan de andere kant van de plas. Tot nu toe was het eigenlijk alleen een kwestie van anker uitgooien en zorgen dat deze zich goed ingraaft (motor even flink in zijn achteruit). Hier is de variëteit van de bodem wat groter. Veel rotsen, begroeiing/wier en riffen. We hebben nu al twee keer het anker achter een stuk rots gehad. Dan heb je in het begin het idee dat je goed vast ligt achter een ingegraven anker, maar blijk je bij het anker opgaan dat je eigenlijk achter een stuk rots hing. Het is niet altijd mogelijk om vanaf de boot (of op de kaarten) goed te zien wat er op de bodem ligt. Soms is het éénvoudigweg iets te diep. Eén keer kwamen we daar ’s avonds in een enorme wind- en regenbui achter. We dreven heel geleidelijk de baai uit. Hierdoor moesten we in de striemende regen met zo’n 25 knp regen in het donker op zoek moesten naar een nieuw plekje. Is dan wat minder fijn.

In Grenada zijn we overgestoken naar St. Vincent en de Grenadines. Daar hebben we eerst Horse Shoe Bay bezocht. Een echt paradijselijk eiland zoals je je dat voorstelt van de Carieb: Blauw water, heerlijke witte stranden. Maar zoal overal: ook hier afgeladen vol met zeilboten en erg druk. Nog wel lekker een kreeftje soldaat gemaakt

Vervolgens de tocht voortgezet naar St. Vincent zelf. St. Vincent was het decor van de film de Pirates of the Carribean. We hebben geankerd in Wallilabu, waar nog een cafeetje  (als onderdeel van de set) is blijven staan. Het is echt een beetje alsof je in Disneyland loopt. Erg grappig.

Na St Vincent naar St Lucia. Ook een mooi eiland. Eén nachtje in Marigot Bay gelegen (erg toeristisch) en een paar nachten in Rodney Bay. Vanuit Rodney Bay hebben we een autootje gehuurd om het Eiland te verkennen. Onder andere een oude vulkaan en een wandeling door een vogelbroed gebied. Daar een aantal vogels gespot die alleen op St. Lucia voorkomen. Helaas de St. Lucia Parrot (Blauwe Papegaai) net gemist.

Inmiddels zijn we aangeland op Martinique. En dat is dan weer gewoon Frankrijk. Frans gastenvlaggetje, betalen met Euro’s en gewoon binnen je bundel roamen. Overigens is het inklaren hier erg makkelijk (zo kan het ook). Je vult bij het havenkantoor al je gegevens in op de computer, betaalt € 5,- en het is geregeld. Wat wel fijn is dat de supermarkten hier een iets uitgebreider assortiment hebben, zodat we weer wat kunnen bevoorraden. Ook hier is het onvoorstelbaar druk. Er is hier een wat grotere marina met pakweg zo’n 500 boten, maar een veelvoud ligt voor anker of aan een mooring.

Overigens kom je op deze eilanden echt van alles tegen. Boten die van alle gemakken zijn voorzien met enorme bijboten en airco’s en die rustig voor een paar honderd euro per nacht in een haven liggen. Maar ook boten die bewoond zijn, maar compleet vervallen met enorme aangroei aan de ankerketting, kapotte zeilen en een enorm bende aan boord. Vertrekkers die zijn blijven hangen of waarvan de droom hier is geëindigd. Ook boten die compleet verlaten duidelijk al jaren voor anker liggen en boten die ooit nog dreven, maar waarvan nu alleen nog het topje van de mast zichtbaar is. Soms wel een wat droevig aanzicht.

Overigens hebben we hier op een tochtje tussen de eilanden ook ons eerste visje binnen gehengeld. Eindelijk de ban gebroken. Voelt als een enorme overwinning. Het was een flinke dorade van ongeveer een meter. We hebben er wel vier keer van kunnen eten. Enorme hoop vlees en erg lekker. Wel opmerkelijk is dat de Dorade als ie nog leeft een prachtige goudgroene kleur heeft. Zodra ie dood is wordt ie echter heel snel grauw en grijs. In ieder geval fijn dat we een keer wat hebben gevangen en we blijven het proberen. Zou graag nog een keer een tonijn willen vangen. Zou moeten gaan lukken. We hebben nog voldoende mijlen voor de boeg.

Over mijlen gesproken: We hebben er inmiddels zo’n 7600 op de klok staan. Begint op te schieten.

Nou dat is hem weer….

Volgende keer in het blog zal ik een fijne review/vergelijking van de biertjes hier op de eilanden delen. Ieder eiland heeft z’n eigen lokale biertje. Is dus elke keer weer een verrassing (niet altijd positief kan ik nu alvast verklappen) en het is leuk om ze een keer naast elkaar te zetten.